DE ECONOMISCHE PANDEMIE: Een Keynes-moment bij uitstek.

Door Johan Van Overtveldt op 16 april 2020, over deze onderwerpen: Blog

Bij wijze van boutade zeg ik vaak, en sedert lang, dat ik qua economische overtuiging “90% Adam Smith en 10% John Maynard Keynes" in mij draag. Deze 90/10-“taakverdeling” tussen deze twee Britse giganten dient in een voldoende lange tijdsdimensie te worden gezien. Het systeem dat Smith uittekende, heeft haar superioriteit na tweeëneenhalve eeuw ruimschoots bewezen. Dat dit regime soms stokt en zelf auto-destructief kan worden, is ondertussen ook afdoende bewezen. In die momenten van grote crisis en verval moet Keynes van stal om het Smithiaanse regime terug op de rit te krijgen. Ondanks occasionele uitstapjes richting socialisme en protectionisme bleef Keynes uiteindelijk toch altijd een verdediger van kapitalisme en vrije markteconomie. De corona pandemie anno 2020 is zonder discussie een uitgesproken Keynes-moment.   

Adam Smith (1723-1790), de Schotse Verlichtingsfilosoof die de moderne economische analyse op gang trok, staat symbool voor de maatschappelijke voordelen van een vrije markteconomie die op een efficiënte manier omkaderd en ingekapseld wordt door de overheid. In zijn opus magnum The Wealth of Nations (1776) keert Smith zich heel nadrukkelijk tegen het dan overheersende mercantilisme dat protectionisme en bevoordeling van de (staats)elite hoog in het vaandel voert. Adam Smith stelt daartegenover een systeem van vrije markten en open concurrentie met de overheid als regulator (o.m. inzake rule of law en tegen monopolies) en als leverancier van publieke diensten zoals onderwijs en openbare werken.

John Maynard Keynes (1883-1946), de superbriljante Britse econoom/statisticus/commentator/belegger/kunstadept -kortom de onvervalste  intellectuele duizendpoot- zette de klassieke economische leer behoorlijk op haar kop door de overheid een veel belangrijkere rol in de economie toe te bedelen dan voor hem het geval was. Keynes stelde vast dat het vrije marktregime van Adam Smith geregeld vastliep en zocht naar wegen om dat vastlopen te verhinderen en om de zaak terug vlottend te krijgen in grote crisismomenten. De overheid diende in dit alles volgens Keynes een centrale rol te spelen. Welke rol precies, dat hing af van de specifieke omstandigheden. Keynes paste consequent zijn analyse en zijn beleidsadviezen aan de concrete omstandigheden van het moment aan. 

De les die Keynes puurde uit de Grote Depressie van de jaren 1930 was dat de overheid in een dergelijke penibele en hoogst onzekere situatie uitdrukkelijk en massaal haar voet tussen de deur moet steken, niet in het minst om uiteindelijk die vrije markteconomie in stand te houden. Omdat de Grote Depressie zo lelijk kon huishouden als gevolg van een massale uitval van de vraag in de economie, op haar beurt het gevolg van grootschalig financieel mismanagement vanwege de overheden, drong Keynes aan op massieve interventies vanuit die overheid om het gat in de vraag te dempen. Zijn volgelingen bouwden daar een  economische leer met bijbehorende beleidsagenda op die de overheid zou moeten toelaten continu de economie te fine tunen. Die leer, waar Keynes zelf zich trouwens in zijn laatste levensjaren heel duidelijk van af keerde, ligt ondertussen in de prullenmand. Wat wel overeind bleef, is het geregeld opduiken van een Keynes-moment, zijnde een situatie waarin vooral door gigantische onzekerheid een dermate situatie ontstaat dat enkel nog een doortastend overheidsoptreden tegen het tij van de forse sociaal-economische neergang en politieke ontreddering kan oproeien. 

We zitten vandaag volop in zulk een Keynes-moment. In tegenstelling tot wat zich in de jaren 1930 afspeelde en ook in tegenstelling tot de Grote Financiële Crisis van ruim tien jaar geleden, situeert het hoofdprobleem zich nu echter vooral langs de aanbodzijde van de economie. Vandaar dat het krachtige overheidsoptreden dat zich nu opdringt zich in de eerste plaats op die aanbodzijde moet richten. Tegelijk dienen ook goed doordachte en selectieve maatregelen ter ondersteuning van de vraag in de economie te worden genomen. 

Waarom dienen die vraag-ondersteunende maatregelen selectief te zijn? Om de doodeenvoudige reden dat doorgedreven algemene vraagondersteuning snel zou botsen op de strakke aanbodlimieten welke de maatregelen genomen ter indijking van de corona pandemie in het leven hebben geroepen. Forse, algemene vraagondersteuning zou gegeven die stringente beperkingen opgelegd aan het aanbod in de economie snel tot aanzienlijke prijsstijgingen leiden. De vraagondersteuning dient bijgevolg toegespitst te worden op die segmenten in de maatschappij die echt een flinke hap uit hun inkomen zien verdwijnen en dreigen onder de drempels van bestaansminima terecht te komen. Politiek is dit een hele opgave daar bijvoorbeeld de impact van grote en kleine belangengroepen hier voortdurend voor signalen zal zorgen die lang niet altijd een objectieve weergave bieden van de echte noden. 

Bovendien zullen de belangrijke aanbodmaatregelen die zich opdringen sowieso ook voor aanzienlijke vraagondersteuning zorgen. De allerbelangrijkste is natuurlijk het zo snel mogelijk trachten te stoppen van de pandemie zodat het normale maatschappelijke en economische leven kan hernemen. Het gaat hier dan om maatregelen als social distancing, isolatie, verscherpte hygiëne en doorgedreven medische verzorging. Helaas wegen de meeste van deze maatregelen net zwaar door op dat normale maatschappelijke en economische leven. Vandaar het uitzonderlijke belang van krachtige, efficiënte maatregelen. 

De belangrijkste maatregelen die overheden vandaag dienen te nemen, zouden er moeten voor te zorgen dat het sociaal-economische weefsel zo intact mogelijk blijft. Concreet wil dit zeggen dat de ondernemingen die als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de pandemie in financiële problemen komen, echte overlevingsassistentie moeten ontvangen. Die assistentie kan er bijvoorbeeld in bestaan dat belangrijke onderdelen van het kostenpakket dat zij moeten dragen tijdelijk en onder vorm van lening (met voldoende vrijstellingsperiode eens de activiteit kan hervat worden) door de overheden moeten worden overgenomen. 

De Deense regering gaf hieromtrent al vroeg in de corona-crisis het goede voorbeeld door, onder bepaalde voorwaarden, grote pakketten van de loonlasten van ondernemingen tijdelijk over te nemen. Dit soort van noodzakelijke ingrepen verhogen de schuldgraad van de optredende overheden maar wegen slechts a rato van de rentelast van de verleende leningen op de lopende begrotingen. Gegeven de rentestand en het crisisbeleid vanwege de Europese Centrale Bank (ECB) kan die rentelast zeer beperkt worden. Bovendien zal de schuldgraad ook teruglopen a rato van de terugbetalingen die later plaatsgrijpen. Uiteraard dienen bedrijven die al voor de corona pandemie serieus noodlijdend waren te worden uitgesloten. Stervende zwanen in leven houden, heeft economisch noch sociaal zin. Toch doet men er als overheid in een zware crisisperiode als de huidige best aan de afkapgrens voor dergelijke steun iets meer in risicovoller gebied te leggen.  

Zulk een “overname”-pakket is voor de overheden een draconische opdracht maar het moet, mits koppeling aan het garanderen van de tewerkstelling en het maximaliseren van de inspanningen om verder te werken binnen de ondernemingen. Enkel op deze wijze kan men er voor zorgen dat er tijdens deze penibele periode geen onherstelbare schade aan het sociaal-economische weefsel wordt opgelopen. Enkel zo zal het bedrijfsleven klaar zijn om alle zeilen bij te zetten eens de pandemie achter de rug ligt. Het spreekt voor zich dat een dergelijke ingreep ook veel onzekerheid bij producenten en consumenten/werknemers zou wegwerken. 

In een volgende blogbijdrage toetsen we het Belgische federale beleid en het Vlaamse beleid aan het hierboven geschetste kader.  

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is