Di Rupo laat Vlaanderen de rekening betalen

Door Johan Van Overtveldt op 22 november 2013, over deze onderwerpen: Zesde staatshervorming

De universiteiten van Namen en Brussel kwamen deze maand met een studie naar buiten omtrent de gevolgen van de zesde staatshervorming en de nieuwe bijzondere financieringswet. De wet die de financiële stromen in dit land naar de deelstaten regelt. Hun conclusie bevestigt de eerdere analyse van de N-VA. Brussel en de federale overheid komen als grote winnaar uit de bus. De andere entiteiten gaan erop achteruit, Vlaanderen in het bijzonder.

Deze Franstalige universiteiten spreken over een potentieel verlies voor Vlaanderen van 1,7 miljard euro op kruissnelheid. Dat is nog een onderschatting. Dit zal de kostprijs al zijn in 2016, nadien loopt de factuur op. Tegen 2030 bedraagt de afrekening voor Vlaanderen jaarlijks 4,6 miljard euro wanneer men vertrekt van realistische macro-economische hypotheses.

Er zijn vier grote mechanismen achter deze inlevering. Ten eerste komen voor de nieuwe bevoegdheden slechts 87,5 procent van de middelen over, een fameuze inlevering. Ten tweede zullen de deelstaten moeten bijdragen tot de vergrijzingskosten door een deel van de pensioenfactuur op zich te nemen. Ten derde is er de gewijzigde samenstelling en tragere groei van enkele dotaties, zo wordt de voor Vlaanderen gunstige Lambermontturbo retroactief stopgezet. En tot slot is er de zogenaamde elasticiteitsdiscussie. De regering gaat uit van een zeer optimistische groei van de economie en vooral het gevolg daarvan op de ontvangsten uit de personenbelasting. Die ontvangsten vloeien gedeeltelijk naar de regio’s. Wanneer men uitgaat van een meer realistische groeihypothese zijn de negatieve financiële gevolgen nog groter, zeker voor de regio’s.

Krijgen we voor deze hoge prijs dan de gevraagde fiscale autonomie? Helaas niet. De marge en de politieke verantwoordelijkheid zijn verruimd maar andere beperkingen zijn toegenomen en meer expliciet geformuleerd. Zo mag er geen “deloyale” fiscale concurrentie komen. De nieuwe fiscale autonomie is niet meer dan een veredeld model van de gemeentelijke opcentiemen. Mooi op papier maar weinig functioneel om in de toekomst de verandering op fiscaal vlak te realiseren. De personenbelasting blijft op haar essentiële kenmerken federaal.

Waar zijn we wel zeker van? Twee zaken. Om te beginnen krijgt Brussel een pak extra middelen, zonder de garantie op een beter en efficiënt bestuur in de hoofdstad. Het consumptiefederalisme blijft behouden. Daarnaast zal het voor de volgende federale en Vlaamse regering de tering naar de nering te zetten zijn. Op federaal gebied omdat de regering-Di Rupo onder haar gehele legislatuur amper 1/3e van de weg naar een budgettaire evenwicht zal afleggen (en zelfs dat valt nog af te wachten). Vlaams omdat Di Rupo de toekomstige factuur grotendeels doorschuift naar de regio’s.

Volgend jaar moeten de deelstaten al 250 miljoen euro ophoesten. In 2015 loopt dit op tot 1,2 miljard euro en in 2016 naar 2,4 miljard euro. Telkens is de grootste brok (ongeveer 60 procent) voor Vlaanderen. Niet alleen is het schuldig verzuim dat de regering-Di Rupo de budgettaire problemen voor zich uitschuift en de sanering grotendeels doorschuift naar Vlaanderen, de hervorming van de bijzondere financieringswet is bovenal een gemiste kans om een transparant, helder en verstaanbaar transfersysteem op poten te zetten.

In Zwitserland kan elke burger op 1 bevattelijke A4-pagina waarnemen welk kanton betaalt en welk kanton transfers ontvangt. Van dergelijke transparantie is bij deze hervorming niets te merken. Integendeel, de “Toshiba-boys” zijn helemaal terug.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is